Het Korhoen
Fochteloo kreeg als laatste van de dertien dorpen in de gemeente een kunstwerk. Het is ook het laatste granieten kunstwerk dat Anne Woudwijk (1952) maakte. Tijdens de onthulling op 14 november 1997 werd gesproken over de begrippen ontroering, opstandigheid en bezinning. ‘Ontroering’ vanwege de schoonheid van het beeldhouwwerk.
‘Opstandigheid’ door de teloorgang van een stuk fauna van het Fochtelooërveen en ‘bezinning’ op de wijze waarop mensen met de natuur omgaan.
Het kunstwerk bestaat uit drie stenen van Belgisch hardsteen en verbeeldt de in de jaren tachtig in Fochteloo uitgestorven korhoen. De witte steen staat voor de staart, de zwarte steen staat voor de vleugels, de rode steen staat voor de kuif van het korhoen.
Anne Woudwijk (Drachten 1952) verbeeldt het korhoen in drie los van elkaar staande stukken graniet. In de witte steen hakte hij een staartveer. Het rode brok graniet is de kenmerkende wratachtige huidzwelling van het dier. Het zwarte stuk in het midden is liervormig. Op beide vlakken van deze steen zijn ‘balderende’ korhanen te zien. De haan op de voorkant heeft zijn snavel gesloten en steekt zijn kop schuin naar voren. Zo daagt hij tijdens de baltstijd zijn mededinger uit. Op de achterzijde verschijnt een haan met opgeheven kop en wijd geopende snavel.
Hij gaat het duel aan. Ze proberen elkaar te imponeren met hun houdingen, bewegingen en geluiden. De wrat op de kop wordt vuurrood. De beeldhouwer ziet een overeenkomst tussen balderende korhanen en het gedrag van mensen. Het beeldhouwwerk herinnert aan de korhoenders die leefden in het Fochtelooërveen. Omdat ze geen deel meer uitmaken van de fauna van dit natuurgebied komen alleen hun schaduwen op de sculptuur voor. De silhouetten van de drie stukken graniet doen denken aan een naaldboom, een loofboom en een struik. Het zijn drie elementen uit een landschap dat eens het territorium was van deze ‘imponerende’ hoenders.